Oisterwijk
Meer dan een halve eeuw geleden,
In dit klein Brabants dorpje,
Bepaalde meneer de pastoor,
Hoe de mensen en gezinnen moesten leven.
Het was noch de commissaris noch de burgemeesters,
Die waren heer en meesters,
Maar de kerk en haar betuttelend moraal,
Die bepaalde de dorpelingen hun levensverhaal.
Meneer de pastoor had zijn handen vol,
Als handelsvertegenwoordiger van God,
Spreker en preker van hun lot,
Rechter over het goede en het kwade,
En geld inner voor zijn zondagse parade.
Ge mocht niet dit, ge mocht niet dat,
Ge mocht niet trouwen met een ketter,
Ge moet mij volgen à la lettre,
Ge moet knielen, ge moet volgzaam zijn,
Ontkennend en onwetend waren zij,
De dorpelingen verslaaf aan zijn kwaksalverij,
Dat er nog andere meningen bestonden,
Dan alleen het aardse zondigen.
Silex